
Hoe een boek te omschrijven dat weigert zich vast te leggen in een solide vorm, een aanwijsbaar genre, een duidelijk onderwerp, een boek dat steeds van gedachten verandert?
In de eerste pagina’s van The Argonauts (2015, uitgegeven in het Nederlands door uitgeverij Atlas Contact als De argonauten) wijst Maggie Nelson (1973) de lezer op de limieten en veranderlijkheid van taal. Nelson spreekt hier over de gebreken van haar eigen schrijven, maar ook over de gebreken van taal in relatie tot gender en identiteit. En dat is net zo goed van toepassing op deze recensie van dit boek.
Maggie Nelson wordt vaak omschreven als een genre-overstijgende auteur, iemand die zich niet door de limieten van genres en stijl aan banden laat leggen, maar in haar werk de grenzen opzoekt tussen fictie en non-fictie, proza en poëzie, theorie en autobiografie. The Argonauts bevat Nelson’s overdenkingen over het moederschap en zorgen, het huwelijk en relaties, het gezin, het lichaam: allemaal traditionele concepten die Nelson ondervraagt door ze te benaderen vanuit haar eigen ervaring als queer persoon. Die ervaring weet ze vervolgens door te trekken naar filosofie, kunst, en cultuurkritiek, zonder haar subjectiviteit te vergeten. Haar werk is hak-op-de-tak: ze schrijft niet in hoofdstukken maar in paragrafen, vaak van de ene naar de andere gedachte springend voordat de eerste gedachte volledig geformuleerd en afgemaakt is, om later, via een omweg, weer terug te cirkelen naar een verhaallijn of anekdote waar ze eerder aan begonnen is. Hierin pakt ze moeiteloos de ideeën op van allerhande denkers, waaronder Ludwig Wittgenstein, Sara Ahmed, Eve Kosofsky Sedgwick, Leo Bersani, Judith Butler, Susan Sontag, Anne Carson, Michael Foucault, en Julia Kristeva. Hoewel dit bij een mindere schrijver wellicht verwarrend zou overkomen, leidt het bij Nelson juist tot een ongelofelijke rijkdom aan onderwerpen die ze weet te raken en de mogelijkheid om vloeiend en interessant haar denkprocessen te beschrijven.
Daar staat wel tegenover dat het boek kort is – minder dan 200 pagina’s – en je als lezer soms blijft zitten met een verlangen op sommige gedachten dieper in te gaan. Mede daarom is het jammer dat het boek geen heldere bronvermelding of literatuurlijst heeft: voor een lezer die minder bekend is met de denkers die Nelson aanhaalt kan het hoge drempels opwerpen. Nelson spreekt duidelijk meer als intellectueel dan als bijvoorbeeld activist: ze is kritisch maar genuanceerd, waarbij ze zichzelf net zo kritisch bevraagt als anderen, maar nergens hard en definitief (ver)oordeelt. Het is niet haar doel duidelijkheid te scheppen of om labels op andere mensen te plakken. Ze is huiverig haar eigen ervaringen te presenteren als universeel en blijft daarom introspectief. “How does one get across the fact that the best way to find out how people feel about their gender or their sexuality – or anything else, really – is to listen to what they tell you, and to try to treat them accordingly, without shellacking over their version of reality with yours?”
Dat is wat Nelson doet: ze presenteert de lezer met haar visie op de werkelijkheid, en de dingen die daarin een rol spelen. The Argonauts beschrijft een tijd van transformaties: haar ontluikende relatie met haar partner, kunstenaar Harry Dodge; hoe hun gezin groeit door eerst de toevoeging van Harry’s zoon, en later een baby; en veranderende lichamen, dat van Harry door het slikken van testosteron en top surgery, en van Nelson eerst door het slikken van hormonen om zwanger te worden en dan door de uiteindelijke zwangerschap. Maar die veranderingen beïnvloeden niet alleen Nelson zelf, maar ook hoe door de wereld naar haar gekeken wordt, en dat leidt tot spanningen. Net zoals Nelson steeds verandert, verandert ook de wereld om haar heen afhankelijk van hoe ze wordt gezien: als Nelson en Dodge worden gelezen door de samenleving als heterokoppel – Dodge nu passing als man in plaats van als butch-vrouw door de gevolgen van het slikken van testosteron en top surgery – voelt Nelson irritatie met het feit dat de samenleving hun ervaring uitwist en Dodge tegen diens wil probeert te labelen; maar als Nelson en Dodge worden gelezen als queer, is daar altijd onderhuids de dreiging van geweld en discriminatie. Als queer zijn iets inherent radicaal en subversiefs is, waarom is het dan zo belangrijk om door de samenleving te worden geaccepteerd?
Hierin zit de crux: het subversieve van queerness is niet alleen iets wat afbreekt. Het is vooral ook iets wat verbindend werkt, niet alleen in het delen van onderdrukking en discriminatie, maar waarin mensen gezamenlijk anders kunnen zijn en gezamenlijk veranderingen ondergaan. Nelson’s Argo – naar Roland Barthes’ bespreking van de Argonauten die gedurende hun reis steeds hun schip hernieuwen zonder zijn naam te veranderen – gaat om het willen blijven bouwen en herbouwen en zo veranderen van de wereld om je heen.
Door: Lieske Huits @LieskeHuits
DEEL